Gisteren werd in het Gemeentemuseum in Den Haag de tentoonstelling 'Mark Rothko' geopend. De eerste tentoonstelling van het werk van Rothko in Nederland sind 40 jaar. Naast 'Marlene Dumas. The image as burden' in het Stedelijk, de blockbuster van het jaar. De verwachtingen zijn hooggespannen, en de tentoonstelling is zeker een aanrader, maar als je gaat zijn er er paar dingen die je níet moet doen: 1. De zaal met vroege werken overslaan om direct naar de 'topstukken' te gaan Het is verleidelijk om te doen als je vol verwachting de zalen ingaat: na een vlugge blik op de vroege werken doorlopen naar de immense kleurvlakken die je al tegemoet stralen uit de andere zalen en direct als Rothko's te herkennen zijn. Maar doe dat niet, het zou zonde zijn. Het is mooi om te zien hoe zoekend Rothko in zijn beginjaren is geweest, afwisselend neigend naar het abstractionisme van Picasso en een meer surrealistische stijl. Om dit vroege werk af te doen als "onbeholpen, maar aandoenlijke pogingen een schilderij, of beter: een kunstwerk te maken" zoals Rutger Pontzen in de Volkskrant doet is onterecht. Het zijn zeker niet allemaal meesterwerken, maar tussen deze vroege stukken zitten ook mooie werken op papier (sowieso pleit ik voor méér aandacht voor werk op papier!) die zeker de moeite waard zijn. Dus: kalm aan en óók de eerste zaal rustig bekijken. Des te meer indruk maken die topstukken straks. 2. Vragen of het licht aan mag Ik hoorde het bij de opening: 'nou, ze mogen wel wat aan de belichting doen'. Nee dus. Toegegeven, het is even wennen om in een schemerig museum te lopen. Maar de kleurvlakken van Rothko zijn gebaat bij dit gedempte licht. Pas dán zie je veelheid en de diepte van de kleuren echt goed. 3. Veel verwachten van de confrontatie Mondriaan-Rothko Het Gemeentemuseum staat natuurlijk vooral bekend om de topstukken van Mondriaan, met name de Victory Boogie Woogie . In de Rothko-tentoonstelling worden de laatste (onvoltooide) werken van Mondriaan en Rothko bij elkaar gebracht. Dat is marketingtechnisch een goede vondst. De foto van deze twee topstukken wordt zo ongeveer door elke bezoeker gemaakt en gedeeld, en brengt zo het Gemeentemuseum internationaal als topmuseum in beeld. Het zou me niet verbazen als de keuze voor de plaatsing van deze werken naast elkaar voortkomt uit de vraag 'welk beeld van de tentoonstelling moet de hele wereld overgaan?'. Als dat het geval is, is de opzet meer dan geslaagd. Maar inhoudelijk is de confrontatie Mondriaan-Rothko in de expositie niet sterk. Het feit dat ze 'beiden een soortgelijke ontwikkeling hebben doorgemaakt: van figuratie naar abstractie' (Christopher Rothko in de Volkskrant) is niet voldoende. Voor welke abstracte kunstenaar geldt dat niet? Een ontmoeting tussen Rothko en Mondriaan zou zeker interessant kunnen zijn, als het zou worden ingebed in de hele 'verhaallijn' van de tentoonstelling. Nu blijft het slechts bij een incidentele ontmoeting tussen twee topstukken, die geen van beide goed uit de verf laat komen. 4. De werken van grote afstand bekijken Rothko's vragen erom van dichtbij bekeken te worden. Wanneer je dat niet doet, lijken bijvoorbeeld de grote donkere doeken voor de kapel in Houston ondoordringbare grijze vlakken te zijn. Wanner je ze nadert, denk je: 'o nee, het is paars. Of toch zwart. Of grijs. Of een kleur die ik nog nooit heb gezien'. Het liefst wil je zo dicht mogelijk bij het werk komen te staan, wat jammergenoeg niet mogelijk is door de koorden die begrijpelijkerwijs voor sommige werken gespannen zijn. 5. Nadenken in plaats van ervaren Ook zelf trap ik er vaak in: direct je hersens aan het werk zetten en een schilderij analyseren. Je afvragen wat het zo bijzonder maakt, hoe het vervaardigd is en welke plaats het in oeuvre van de kunstenaar inneemt. Niet doen. Probeer naar het werk te kijken en te ervaren wat je voelt. Misschien is dat niets, en doet het laatste werk van Rothko je, net als Nico Dijkshoorn, slechts aan de tomatensoep van je moeder denken. Maar misschien word je, ondanks je scepsis of je voorkeuren ('ik houd eigenlijk niet zo van Rothko) meegezogen in een werk. Voor mij was dat het geval bij twee werken, die overigens totaal verschillend zijn. Een keer bij het donkere doek in het laatste kabinet van de expositie. Door de plaatsing in de kabinetten (wat een geluk dat het Gemeentemuseum die heeft!) sta je, als het goed is, met slechts een enkele andere bezoeker naar het werk te kijken, waardoor je je er toe kunt verhouden op een andere manier dan in de grote zaal. Met mijn hoofd vond ik het donkere werk niet veel verschillen van andere werken in de expositie, maar mijn gevoel zei iets anders. De kleur die een ruimte lijkt te worden die oneindig is en naar niets en tegelijk naar de grootst denkbare wereld leidt, en ikzelf die daar voorsta en erbij hoor. Lastig in woorden uit te drukken, maar daardoor niet minder waar. Het tweede werk waarbij ik zo'n gevoel had is een werk op papier uit 1968 dat in een van de tussenruimtes hangt. Met een kleur blauw die de tranen bijna in mijn ogen deed springen. De eerste keer dat een kunstwerk dat bij mij teweegbracht, was in de Capella Scrovegni in Padua. En ook toen was het de kleur blauw die zo'n indruk maakte. Iedere bezoeker zou zoiets kunnen ervaren, maar daarvoor zijn de juiste omstandigheden belangrijk. Geen overvolle zaal, maar ook geen overvol hoofd. . Het mooie van die uiterst subjectieve ervaringen die ontstaan vind ik dat dan een kapel uit de veertiende-eeuw en een werk uit de jaren '60 van de twintigste eeuw, die aanvankelijk niets met elkaar te maken hebben, in jouzelf bij elkaar komen en heel veel blijken te delen. De Rothko tentoonstelling is te zien tot en met 1 maart 2015. Gaat dat zien!
2 Comments
Leave a Reply. |
Archives
Oktober 2023
Thema's
Alles
|